Blog: Florianne Vink 

Taaltovenaar, schrijver van (h)eerlijke verhalen en gewoon een heel leuk mens. Over wie heb ik het dan? Juist Florianne Vink! Deze nuchtere Brabander is niet bang om in het diepe te springen en sluit zich aan bij het Fear Away team als blogger. Doordeweeks heeft ze een serieuze grote-mensen-baan maar gelukkig heeft ze af en toe nog tijd om een kijkje in haar hoofd- en leven te geven in de vorm van haar blogs.

Ik heb al het grootste gedeelte van mijn bestaan een haat-/liefdeverhouding met slaap. Ik bedoel dan: ik houd van slapen, maar slaap haat mij.

Als je klein bent, werkt het zo: je wilt zo laat mogelijk opblijven om alles mee te maken en ‘bedtijd’ is de vijand. Bij het krieken van de dag sta je naast het grote bed te ‘fluisteren’ OF JE ALSJEBLIEFT AL NAAR BENEDEN MAG. Je bent ab-so-luut niet moe als je op een verjaardag eens een uur langer op mag blijven, maar bent vervolgens de rest van het weekend niet te genieten (want: toch wel iets te weinig nachtrust). Op de middelbare school ontwikkelt dit zich. Laat opblijven wordt alleen maar cooler, maar in het weekend lig je het liefst tot diep in de middag in bed te groeien. En tegenwoordig, nu we werkende volwassenen zijn, zie ik mijn slaap toch ècht als iets kostbaars.

Groot Probleem

Wat betreft slaaprituelen ben ik eigenlijk niet geschikt om samen te wonen. Ik word door mijn vriend (hierna: Reijer) ‘De Deken-autist’ genoemd: ik heb als ik in bed stap zeker vijf minuten nodig om me perfect te positioneren. Kussens op de juiste plek, van neus tot en met tenen (belangrijk, want koude voeten… gruwel) in een deken gewikkeld, tot ik uiteindelijk in de ultieme positie van goedgevulde burrito beland. Af en toe doet zich een Groot Probleem voor in de vorm van het dekbed dat niet netjes in de hoes zit. Sommige mensen (Reijer) slapen hier gerust mee door, totdat er na een paar nachten alleen nog in de linkerhelft van het overtrek een opgerold dekbed zit. Ik kan dit niet; ik moet en zal alle puntjes in de hoekjes krijgen en sta gerust een kwartier te wapperen tot alles weer recht zit.

Levensechte nachtmerries

Het slapen zelf is door de jaren heen ook niet altijd even soepel gegaan. Ik heb een tijd gehad dat ik amper sliep en lag dan gerust de hele nacht voor me uit te staren met alleen wat kort doezelen tussendoor. Na een behoorlijk vermoeiende periode ging het slapen weer beter, maar kreeg ik nachtmerries. Echt onprettige nachtmerries, met stalkers, losse lichaamsdelen en – dit is nog steeds een van de naarste dingen in mijn dromen – niet vooruit komen als ik ren. Gelukkig zijn die nachtmerries inmiddels ook verleden tijd, maar ik heb hier wel een irrationele angst aan overgehouden; als ik ’s nachts naar de wc moet, ben ik altijd bang dat er een (al dan niet levende) vreemde in mijn bed ligt als ik terugkom.

Hier komt het voordeel van samenwonen om de hoek: ik word altijd geruststellend tegemoet gesnurkt. Geen enkele griezel zou het aandurven om naast mijn grote, sterke vent in bed te kruipen om mij te laten schrikken als ik met één oog dicht en mijn brein op inactief door het donker zwalk na een toiletbezoek.

 Spannende nachten…

Overigens heb ik dan weer niets aan die sterke vent als er ooit eens wordt ingebroken; hij is niet wakker te krijgen. Toen ik jaren geleden op een zaterdagnacht nog bij zijn ouders thuis lekker lag te tukken, sliep hij gewoon door terwijl er ineens allemaal gemompel onder zijn Frans balkon klonk. Er werd een ladder tegenaan gezet, ik zag de balkondeur langzaam opengaan, deed héél hard alsof ik sliep (al was mijn hartslag volgens mij in de hele straat te horen)… en ineens stapt Reijers middelste broertje naar binnen met een ‘hooooooooi, welterusten!’ om vervolgens door te wandelen naar zijn eigen kamer. Bleken de voor- en achterdeur op slot te zitten. Ik had een marathon kunnen uitlopen op de adrenaline op dat moment, Reijer heeft er niets van meegekregen…

Toch ben ik blij dat ik het gros van de tijd niet alleen hoef te slapen. Het heeft iets kneuterig gezelligs om iedere avond dezelfde discussies te voeren (welke podcast luisteren we, wie ligt er nu weer over de helft van het matras, nee jíj moet het licht op de gang uitdoen). Zolang iedereen maar van mijn burrito afblijft.