Hij is boos. Heeeeeel boos.

Met kussens probeert hij de bank een kopje kleiner te maken. Het is een manier die ik hem heb aangeleerd om alle woede in hem even te ontladen. Dikke tranen rollen over zijn wangen. Als hij is uitgeraasd vraag ik hem “Lieverd, waarom ben je zo boos?” Hij kijkt me met rode betraande ogen aan. “Ik weet het niet, mama”. Ik vertel hem dat het vijf minuten geleden nog goed met hem ging, er sindsdien niet iets heel bijzonders is gebeurd en dat ik hem graag wil begrijpen.

Hij komt naar me toe en klimt op mijn schoot. “Ik weet het echt niet, mama”. Ik vraag hem of we dan even naar de stad zullen gaan. Dan kunnen we vast Carnavalskleren voor hem kopen (vorig jaar was ik veel te laat en was er niets meer te krijgen in zijn maat). Weer begint hij te huilen. Dit keer nog harder. Snikkend en schokkend kruipt hij tegen me aan. “Ik wil geen Carnavalskleren. Dat is stom.” “En waarom vind je dat stom dan?”, vraag ik hem. “Gewoon.” Ik voel aan alles dat hier meer achter zit. Na een korte stilte stel ik hem een vraag die spontaan bij me opkomt “Ben je bang dat andere kinderen je kleren dan niet leuk vinden?” Totaal verbaasd kijkt hij me aan “Mama, hoe weet je dat?” en vervolgens zie ik hoe er een intens verdriet naar boven komt. Een half uur lang zit hij snikkend op mijn schoot.

Hij vertelt me in dat half uur dat hij last heeft van kinderen die hem hard duwen bij het buitenspelen. Dat hij niets terug wil doen, want “dat mag toch niet.” Dat hij eigenlijk alleen maar vriendinnetjes heeft en dat hij zo graag een vriendje wil. Dat hij merkt dat hij anders is en soms graag alleen wil zijn. We hebben een prachtig gesprek over hoe ik al deze dingen vroeger ook lastig vond. Dat ik heel verlegen was en ook niet zoveel durfde. Ook over hoe ik heb geleerd om hier mee om te gaan. Ik zie langzaam wat hoop in zijn ogen verschijnen. Ik beloof hem dat we samen gaan kijken welke trucjes ik hem kan leren om zekerder te worden. We starten vanavond met een cursusje zelfverdediging thuis. Ik complimenteer hem met zijn openheid. Samen vegen we onze tranen weg.

Dan stappen we op de fiets. Hij praat weer honderduit en ik voel dat hij enorm opgelucht is. We kopen het stoerste Carnavalspak dat we kunnen vinden. Zo duwt in ieder geval met Carnaval niemand hem omver.